Mineralen

Wat zijn mineralen?

Gesteenten bevatten van nature mineralen. Mineralen zijn ook van nature aanwezig in de voedingsbodem (of aarde) van dieren en planten, zodat ze in ons voedsel terechtkomen.

"Essentiële voedingsstoffen" zijn nodig om ons lichaam goed te laten functioneren. Dit zijn stoffen die je lichaam nodig heeft, maar niet zelf kan aanmaken. Mineralen maakt je lichaam ook niet zelf aan; we krijgen ze alleen uit voedsel.

Er zijn in totaal zestien mineralen, die elk een specifiek doel dienen in het menselijk lichaam. Deze zestien zijn onderverdeeld onder mineralen en sporenelementen. De hoeveelheid die we dagelijks nodig hebben is de basis voor deze indeling. Jouw lichaam heeft dagelijks enkele honderden milligrammen tot grammen mineralen nodig.

Mineralen bestaan uit: calcium, chloor (chloride), fosfor, kalium, magnesium en natrium. Onder spoorelementen vallen: chroom, fluoride, ijzer, jodium, koper, mangaan, molybdeen, selenium, silicium en zink.

Hoe gebruik je mineralen?

Mineralen komen voor in poeder- of vloeibare vorm, maar ook in pil- of tabletvorm. De meeste mineralen moeten met voedsel worden ingenomen. Voor zink is dit extra belangrijk. Als je het mineraal op een lege maag inneemt, kun je je ziek voelen.

Silicium en magnesium zijn de uitzonderingen. Magnesium en silicium moeten op een lege maag worden ingenomen, in tegenstelling tot veel andere vitaminen en mineralen. De beste momenten zijn voor het ontbijt of voor het slapen gaan.

De tabletten kan je doormidden breken of met een pillenvergruizer tot poeder vermalen. Je kunt ook de capsules openen. Het poeder kan worden gecombineerd met yoghurt, sap of een glas water.